top of page

Op bezoek bij een (on)bekende

De zaterdagochtenden in de Regenboogstraat. Papa is vaak al vroeg wakker hoewel dat de laatste tijd steeds later werd. ‘Uitslapen kan ik niet, nooit gekund!’ zei hij altijd. Ik heb een vrij stabiel ritme wat betekent dat ik op zaterdag meestal uitslaap tot een uur of half 10. Knotje in, trainingsbroek aan en eerst naar beneden. Mijn favoriete ochtend van de week. En daar zit papa. Zoals elke zaterdagochtend. Aan de keukentafel. Op zijn stoel. Alle 6 stoelen zijn identiek maar toch is er één stoel die jouw stoel is. Je hebt je pantoffels aan, die ene met gaten erin waardoor je grote teen altijd een beetje uitsteekt. Toch weiger je om ze weg te doen want net zoals die ene stoel jouw stoel is, zijn dit jouw pantoffels. Een bakje koffie en de Telegraaf. Zelf noem je het een sensatiekrant maar toch ontbreekt hij niet op de zaterdagochtenden. Hij behoort tot het ritueel.


Ik loop naar papa toe nadat ik Sinka, onze trouwe viervoetter, uitgebreid heb geknuffeld ook al hebben we ’s ochtends ook al geknuffeld. Rond half 10 doet papa de deur naar zolder open zodat Sinka de trap op kan tippelen en zo word ik wakker gemaakt met een lik op mijn gezicht. Ik ga op schoot zitten en geef je een tût en een krûpje zoals wij dat zeggen. Vaak vraag je me of ik daar niet een keer te oud voor word, bij mijn vader op schoot, waarop mijn antwoord altijd ‘nooit’ is. En dan zitten we daar gewoon. Aan die keukentafel. Jij op jouw stoel, ik op mijn stoel. Jij met je versleten pantoffels. Ik in een trui met capuchon. Nog een bakje? En zo vliegt de ochtend voorbij. Bakjes koffie volgen elkaar op net zoals onze gesprekken. Over die ene wet die de regering heeft doorgevoerd, over het stikstof probleem en de boeren, over asielzoekers en het immigratiebeleid, over de pracht van Friesland en de tijd aan de ouwe Selfhelp. Wij zijn het niet altijd met elkaar eens maar gelukkig hoeft dat ook niet. Zolang je er maar over kan praten en praten kunnen wij als geen ander.

Op een ochtend vertel je over een man die je kent. Rense* heet hij en hij woont ook in Sneek. Je vertelt over het respect dat je voor hem hebt. Hij heeft een zoon met het syndroom van down en zij zijn twee handen op één buik. Je vertelde dat er ook bij hem kanker is geconstateerd en hoe vreselijk je dit voor hem en zijn zoon vindt. Het is een situatie die ons beide emotioneert en we voelen de pijn voor een ander. Over onze eigen pijn hebben wij het niet in dit gesprek terwijl onze situatie beangstigend veel overeenkomsten heeft. Het verhaal over Rense is mij altijd bijgebleven. Een paar uur voordat papa overleed gaf hij zijn telefoon aan mij. Ik slaap ermee op mijn nachtkastje en ik vind het rustgevend om door de apps te scrollen. Er staat niks bijzonders in maar het is zo erg papa. Ik kan er nog geen afstand van doen. Op 4 juni komt er onverwachts een berichtje binnen op papa zijn telefoon. De naam komt mij bekend voor. Rense.. Ik had verwacht dat hij de post op Facebook over papa zijn overlijden misschien wel had gelezen, die met die mooie foto van papa op zijn drumstel, want een advertentie in de krant wilde hij niet. Shiit. Aan het berichtje te zien weet Rense nog van niks. ‘Ben uitbehandeld Frits, ik ben er kapot van. Vanochtend gehoord’. Ik heb zo weinig ruimte voor mijn eigen verdriet om papa maar dit berichtje raakt mij diep. Neee, niet ook Rense! Ik besluit om terug te schrijven: Hi Rense, Daniella hier. De dochter van Frits. Het spijt me enorm maar papa is op 20 mei overleden. We hebben een berichtje op Facebook gezet maar het stond voor de rest niet in de krant. Papa heeft het vaak over je gehad, dat ‘ie zo trots op je was en over hoe een bijzondere band je met je zoon hebt. Ik vind het heel erg om te horen dat je uitbehandeld bent’. Een dag later schrijft hij terug. Ik vind het heel fijn om Rense zijn naam weer in het scherm te zien verschijnen. Ergens is het misschien gek dat ik via papa zijn account terugschrijf maar ach. Het is goed zo. Lieve Daniella, mijn oprechte deelneming en veel sterkte met het verlies van je lieve vader en vakman in muziek als drummer. Moge de goede herinneringen het grote verlies verzachten. Gr. Rense PS: Sorry ik wist niet dat hij was overleden, vandaar deze condoleance! Hoe moeilijk moet dit zijn voor Rense, vraag ik mijzelf af. Deze man heeft net gehoord dat hij zelf ongeneeslijk ziek is en een zoon met het syndroom van down moet achterlaten en hier zit hij mij een beetje condoleances te sturen voor mijn vader. De wereld is soms een gekke plek denk ik. In de weken na papa zijn overleden heb ik veel lieve condoleances en berichtjes gekregen. Van vrienden, kennissen maar ook van mensen die ik zelf niet goed ken maar wel dichtbij papa stonden. Een lief berichtje, een dankjewel en dat is waar het contact weer stopt. Zo ook bij Rense. Toch vind ik het lastig om het los te laten en een paar weken later besluit ik Rense toch een berichtje te sturen. Ik heb veel aan hem gedacht en ik besloot dat een berichtje geen kwaad kon. Hij had altijd nog de keus om er niet op te reageren. Ik schrijf hem op 27 juni: Lieve Rense, ik wilde toch graag even horen hoe het met je gaat na het slecht nieuws gesprek. Als er iets is wat ik voor jou of je zoon kan doen, laat het me alsjeblieft weten. Ook al kennen we elkaar niet persoonlijk, ik leef erg met je mee. Liefs, Daniella Ik zou soms bijna vergeten dat ik Rense daadwerkelijk niet persoonlijk ken. Mijn moeder vroeg mij laatst hoe hij papa eigenlijk kende en ook dat wist ik niet. Ik kijk vaker op papa zijn telefoon dan normaal omdat ik hoop dat hij toch iets terugschrijft, ook al heeft hij waarschijnlijk andere dingen aan zijn hoofd. Een dag later. In de ochtend. Rense!! Goedemorgen Daniella. Dat is heel aardig aardig van je. Bezoekje? Ik twijfel aan mijzelf of ik het goed lees. Vraagt hij nou of ik op bezoek kom? Ik had het zelf eigenlijk ook graag willen voorstellen maar ik wilde mij niet te veel opdringen. Deze situatie moet voor Rense vast ook een beetje gek zijn. Ja, hij vraagt of ik op bezoek kom. Yes! Lijkt me fijn. Wanneer zou het uitkomen? En binnen een dag is de afspraak gemaakt. Wanneer ik vraag om het adres, stuurt hij mij het adres door van het hospice in Sneek. Shit, het gaat dan vast niet zo goed met hem. Opeens vind ik het nog specialer dat Rense ook met mij wil afspreken, in het hospice notabene. Een dag later stap ik op de fiets, met mijn krukken voorop geklemd. Vijf maanden na mijn ongeluk ben ik nog steeds aan het revalideren. Onderweg stop ik bij een krantenwinkel om een klein cadeautje te halen voor Rense. Het is een klein, houten waterpoortje in een buisje met gedroogde bloemen. Ik doe mijn koptelefoon op, klik op de recent aangemaakte playlist ‘fietsen’ en ga zonder al te veel spanning op weg naar het hospice. Eenmaal aangekomen druk ik op de bel en de gastvrouw opent de deur. ‘Goedenmiddag, ik kom voor Rense’. De gastvrouw vertelt me dat Rense net een blokje wandelen is. ‘Kom maar mee, dan breng ik je naar zijn kamer’. Ik vertel haar subtiel dat ik liever op het bankje in de gang wacht. Het is namelijk zo dat Rense en ik elkaar nog nooit hebben gezien. Ze kijkt verbaast. Dat maakt ze vast niet zo vaak mee in het hospice. Ik vertel dat Rense mijn vader kende, die onlangs is overleden. Zodoende kregen wij contact met elkaar en ben ik nu, op deze treurige woensdagmiddag, aanbeland in het hospice van Sneek. ‘Maar, vind je dat niet heftig dan nu? Om in een hospice te zijn?’ Een valide vraag. Ik erken dat dit een uitzonderlijke situatie is maar heftig is niet het juiste woord. Ik vind het mooi dat alle gebeurtenissen mij vandaag hier hebben gebracht. Bij Rense in het hospice. De gastvrouw brengt me een bakje koffie en een stroopwafel. Lief. Enkele minuten later komt Rense aan. ‘Nou famke, leuk dat je er bist! Kommaar met’ en zo strompel ik op mijn krukken achter Rense aan in het hospice. Hospices intrigeren me. Een huis waar je gaat wonen om je laatste dagen door te brengen. Samen met andere bewoners. Die ook nog telbaar veel dagen hebben. Niemand weet wanneer de dood op je deur klopt maar in een hospice weet je dat hij op korte termijn sowieso voor je deur staat. Een huis waar vrijwilligers er alles aan doen om je laatste dagen zo fijn mogelijk te maken. Waar alle regels van het leven er even niet meer toe doen. Ik vind rust in het feit dat deze plekken bestaan. En zo zit ik bij Rense op de bank, in zijn nieuwe tijdelijke huisje. Het staat vol met bloemen en lieve kaartjes. Het voelt totaal niet vreemd dat wij hier nu zo samen op de bank zitten. We hebben open gesprekken. Eerst over werk, waar ik woon, de mooie bloemen en al snel veranderen de onderwerpen naar onderwerpen als leven en dood, het regelen van je eigen begrafenis, het ontwerpen van je eigen rouwkaarten en acceptatie. ‘Goh, wij begrijpen elkaar wel goed merk ik. Wat fijn. Vind je het niet moeilijk om hierover te praten? Of deed je dat ook met je vader?’. Ja, zei ik. Natuurlijk is het moeilijk om te accepteren dat het leven eindig is en zeker wanneer het ‘t leven van je vader betreft. Want je denkt altijd dat je papa het eeuwige leven heeft, hij is toch je papa? En hij zal er altijd zijn, dat heeft hij gezegd. Dat het leven eindig is, maakt dit niet minder waar. Maar de vorm verandert. Ik vond het fijn dat papa mij genoeg vertrouwde om zulke gesprekken mee te voeren. Dat hij zich veilig voelde en dat hij wist dat ik zijn wensen zou respecteren. Soms betekent iemand steunen ook pragmatisch met iemand meedenken. In die zin heb ik altijd geweigerd om te rouwen om mijn vader, bij mijn vader. Mijn vader wist hoe onvoorwaardelijk veel ik van hem hield. En ik heb altijd geweten hoeveel hij van mij hield. Voor papa wilde ik sterk zijn. Sterk om hem te steunen en om hem te laten zien dat ik zijn kracht heb. Dat ik alles wat hij mij heeft geleerd, mee zal nemen. Tijd voor rouwen zal ik later nog wel hebben als hij er niet meer is. Zodra ik mijn tranen niet meer bij hem kon bedwingen, zei hij: ‘nou juh, ik ben er toch nog?!’. En daar had hij gelijk in. Hij was er nog. Op een gegeven moment vraagt Rense mij naar mijn krukken en wat er is gebeurd. Ik vertel de verkorte versie van het verhaal zoals ik al zo vaak heb gedaan de afgelopen maanden. Hij staart me aan en zegt opeens: ‘Je bent zo sterk, ik zie het in je ogen. Ik merk het aan de manier waarop je praat. Wat een kracht. En nu ben je helemaal met krukken, op de fiets, terwijl je net je eigen vader bent verloren, om bij mij, een onbekende, in het hospice op bezoek te komen.’ Ik krijg tranen in mijn ogen. Rense ook. ‘Ik voel me bijna vereerd, het ontroerd me’. En zo zitten we daar nog even, beiden ontroerd door deze onverwachtse en bijzondere ontmoeting. We sloten af met: ‘snel weer een bakje doen?’ maar het heeft helaas niet zo mogen zijn. Rense is begin augustus helaas overleden. Ik zal onze bijzondere ontmoeting nooit vergeten en ik had hem graag beter leren kennen. * De naam Rense is gefingeerd.

Comments


bottom of page